Duitse, Belgische en Nederlandse havens: Europa, sla handen ineen voor behoud industrie
Jarenlang werd het gesprek tussen havens gedomineerd door de vraag wie de grootste is. Als wij, CEO’s van de havenbedrijven van Antwerpen-Brugge, North Sea Port, Duisburg en Rotterdam, tegenwoordig om de tafel zitten, praten we niet meer over tonnen overslag maar over hoe we samen een duurzame toekomst voor de industrie in Europa kunnen veiligstellen. Aan de vooravond van de Europese industrietop op 17 en 18 april, roepen wij de Europese regeringsleiders op dat ook te doen en een oplossing te vinden voor de verslechterende positie van onze industrie.
De maakindustrie in de driehoek tussen de Vlaams-Nederlandse havens en het Duitse Ruhrgebied is verantwoordelijk voor een groot deel van Europese productie. Bedrijven in chemie en staalindustrie zijn in de havens gevestigd vanwege de aanvoer van, nu nog grotendeels fossiele, grondstoffen en energie. Dit zijn grote uitstoters met een grote verantwoordelijkheid om hun CO2-uitstoot snel te verminderen. Het zijn óók de bedrijven die het mogelijk maken dat we in Europa elektronica, medicijnen en matrassen kunnen maken. Dat geldt ook voor windmolens, isolatiemateriaal en zonnecellen. De veelal internationale hoofdkantoren aarzelen nu of zij nog toekomst in Europa zien. Wij maken ons daarover grote zorgen; juist de industrie kan het verschil maken in het verduurzamen van onze samenleving.
Als havens willen we daarom het voortouw nemen om het investeringsklimaat voor de industrie in Europa te verbeteren, zodat bedrijven hier willen investeren in verduurzaming. De bedrijven in de driehoek zijn letterlijk met een netwerk van pijpleidingen met elkaar verbonden. Zij werken samen, leveren grondstoffen aan elkaar en delen kennis. Als havens en industriële clusters passen we de infrastructuur aan op de grondstoffen en energie van morgen, zoals waterstof, zodat ook een duurzame industrie op dezelfde manier efficiënt kan blijven samenwerken. Dat betekent ook: samen plannen maken en investeren. Eerlijk is eerlijk; dat kunnen we soms nog vaker en beter doen.
Als huisbazen van grote industriële complexen willen we meer werken vanuit een gedeelde visie. Ruimte in havens is al schaars, en duurzamere, bijvoorbeeld circulaire, productie vraagt om veel meer ruimte en soms tijdelijk om extra milieubelasting. We willen daarom samen onderzoeken welke activiteiten we in Europa echt nodig hebben. Waar is die ruimte beschikbaar; fysiek en in regelgeving? Hoe zien onze havens en industrie er in 2050 uit, als deze klimaatneutraal zijn geworden? Een gezamenlijk antwoord geven op die vragen lukt alleen als ook onze overheden met een internationale blik naar de industrie kijken.
We vragen dus van de Europese regeringsleiders dat zij, net als wij, naast de industrie gaan staan. De energie-intensieve bedrijven kampen in Europa met veel hogere kosten en complexere wet- en regelgeving dan in andere delen van de wereld. Het speelt mee dat de Verenigde Staten met het omvangrijke steunpakket van de Inflation Reduction Act het voor bedrijven aantrekkelijk maakt om daar te investeren in de noodzakelijke vernieuwing. Als overheden daar niets tegenoverstellen, blijven investeringen in verduurzaming in Europa uit en verplaatst de industrie zich naar buiten Europa. Bestaande fabrieken hier worden dan zo lang mogelijk in bedrijf gehouden, terwijl ze verouderen en uiteindelijk worden stilgelegd. Dat betekent meer import van buiten Europa met negatieve gevolgen voor het klimaat, onze strategische autonomie en welvaart.
Er gaan steeds meer stemmen op die zeggen: als er ook nog geld bij moet, zijn we de industrie misschien liever kwijt dan rijk. Wij begrijpen die aarzeling. Industrie geeft inderdaad overlast en zal niet van vandaag op morgen stoppen met het gebruik van fossiele grondstoffen en het uitstoten van CO2. Dat vergt een transitie waarvoor ieders maximale inzet nodig is. Wij hopen dat de industrie de kans krijgt om die in Europa door te maken; zij vormt een cruciale poot onder onze havens, naast logistiek en de energiesector. Hiermee is ongeveer 63 miljard euro aan toegevoegde waarde en ruim een half miljoen jobs gemoeid. Daarom is het belangrijk dat Europese regeringsleiders in hun vijfjarenplan beleid voor klimaat en industrie laten samengaan, zoals onlangs door het Europese bedrijfsleven werd benadrukt in "The Antwerp Declaration for a European Industrial Deal". Laten we gezonde concurrentie behouden en onze samenwerking aan de energietransitie versterken.
Jacques Vandermeiren, CEO Port of Antwerp-Bruges
Boudewijn Siemons, CEO Port of Rotterdam
Daan Schalck, CEO North Sea Port
Markus Bangen, CEO Duisburger Hafen AG